Ik feliciteer u met de succesvolle opkomst van een vergadering gewijd aan het antiprohibitionisme. Ik was er ook de vorige keer en heb toen ook wat mogen zeggen. Ik zou nu een viertal opmerkingen willen maken en daar iets omheen vertellen.
De eerste is deze: je kunt bijeenkomsten beleggen, maar deze in het bijzonder van de antiprohibitionisten moet wel in het teken staan van de VN conferentie in juni, gaande over de bestaande conventies. Ik denk dat - als u op de hoogte bent van het wereldrapport "drugs" van de Verenigde Naties dat nog niet zo lang geleden is verschenen - de starheid die de VN in het verleden hebben betoond, en in feite iedere discussie over liberalisering van het drugsbeleid heeft geblokkeerd, heeft plaatsgemaakt voor een iets tolerantere opstelling. Ik lees in het rapport - en de opstellers ervan hebben het dus zelf opgeschreven - dat "internationale conventies niet uit steen zijn gehakt". Dit is een heel belangrijke uitspraak. Ze kunnen dus worden veranderd als de politieke wil daartoe aanwezig is. Ik voeg daaraan toe "en als de noodzaak daartoe aanwezig is". Dat is mijn eerste stelling: dat het absoluut noodzakelijk is om die conventies bij te stemmen komende juni.
Mijn tweede opmerking is dat alhoewel ze dus zelf schrijven dat dialoog nuttig is, mijn ervaring tot nu toe is - en ik denk dat u dezelfde ervaring heeft - dat het heel erg moeilijk is een rationeel debat te voeren over het drugsbeleid. Ik heb soms het gevoel alsof het gaat over religie, over geloof. Aan de ene kant heb je het geloof van diegene die een meer liberaal beleid voorstaan of zelfs voor de legalisering van alle drugs zijn, aan de andere kant het geloof dat je er zelfs niet over mag praten. Het probleem is dat die geloven niet zo vaak samenkomen. U reist wellicht de wereld rond en vindt aldoor uw medestanders; diegene die tegen het liberale drugsbeleid zijn komen in hun kerkgenootschap samen, ontmoeten elkaar overal in de wereld en af en toe komen beide geloven samen, bijvoorbeeld in het Europese Parlement, in de Commissie die ik voorzit. Daar ontmoeten we elkaar. Maar zelfs daar is het buitengewoon moeilijk om bijvoorbeeld met de Zweden, ongeacht welke politieke partij, een normaal gesprek te voer
en over drugs. Dat kan niet. Dan gaan emoties of moraal de boventoon voeren. Wanneer men bijvoorbeeld eindelijk experimenten heeft, waarbij op grond van wetenschappelijk onderzoek duidelijk wordt gemaakt om aan hopeloos verslaafden drugs te verschaffen op medisch voorschrift, dan verbiedt de moraal dat. Dan houdt het gesprek ook op. Dan hebben we wel de wetenschappelijke gegevens, maar dan is er de moraal.
Zo ook wanneer het Europese drugslaboratorium kwam met vergelijkingen van de resultaten van verschillende soorten beleid en de cijfers uit Nederland lieten zien -dat wij bijvoorbeeld het minste aantal drugsdoden hebben, het minste aantal HIV-geïnfecteerden, het minste aantal mensen dat na gebruik van synthetische drugs de dood vindt. Dan antwoorden de Zweden: die cijfers kloppen niet, het onderzoek moet opniew worden gedaan, omdat men niet kan geloven dat een liberaal, een tolerant beleid gunstige resultaten kan hebben. Het blijft dus hopeloos.
Het probleem is dat als je over veranderingen wil praten, de emoties, de moraal, het politiek ethische normbesef het buitengewoon moeilijk maken om bij politici veranderingen erdoor te krijgen. Het is buitengewoon moeilijk om aan de Raad van Ministers van Justitie te gaan vragen om een liberaal drugsbeleid in Europa. Want ze moeten naar huis en dan moeten ze gaan uitleggen dat ze bijvoorbeeld het Nederlandse model gaan volgen. Dan is het huis te klein, dan is het politiek niet verkoopbaar. Ik heb daarom -ik ben al jaren met het drugsbeleid bezig, ik ben ook in Nederland Minister van Volksgezondheid geweest en als dusdanig verantwoordelijk voor de medische kant van de zaak die in Nederland de basis vormt van het drugsbeleid- in al die jaren geleerd dat je dus beter niet met politici kan proberen om de zaken te veranderen, maar dat je het beter kan doen met mensen uit de praktijk.
Ik ben geen overdreven bewonderaar van de politie, dat komt niet overeen met mijn geestesgesteldheid, maar ik moet u zeggen dat ik in de loop van de jaren heel wat meer hoofdcommissarissen van politie heb gesproken, met name uit grote steden uit Europa -we hadden er ook drie uit Duitsland in onze commissie een paar maanden geleden. Die politiemensen zijn wel voor verandering, zij bepleiten wel een liberaler drugsbeleid. Zij worden geconfronteerd met de hopeloze toestand en met de mislukking van de strijd tegen drugs. Het is beter met mensen uit de praktijk te praten dan met mensen die achter de tafel zitten en kiezers aan zich moeten binden. Het is ook makkelijk het gesprek te openen met artsen en met hulpverleners. Daar zitten de "agencies voor verandering", bij de mensen uit de praktijk. Ik moet u eigenlijk ook zeggen "gewone mensen" die in buurten wonen waar veel junks of dealers zich ophouden. Met hen valt ook te praten. Mensen die dag aan dag worden geconfronteerd met de ellende die de bestraffing van d
rugs met zich meebrengt. Het valt niet mee om in zo'n buurt te wonen. Ik denk dat daar niet zoveel politici zijn, misschien zelfs niet zoveel onder u, maar dag in dag uit in zo'n buurt moeten wonen die wordt geteisterd door dealers en junkies, dat valt niet mee. Met zo'n mensen heb ik ook veel gesproken en zij staan wel open voor verandering. Zij zeggen wel "schrijf maar heroïne voor op doktersvoorschrift, dan ben ik bevrijd van die criminaliteit", die men ten onrechte kleine criminaliteit noemt, want als je in zo'n buurt woont is het voor jou de verzieking van je dagelijkse bestaan en is het grote criminaliteit. Die mensen, daar zitten onze partners. Als we veranderingen willen dan moeten we kijken naar die mensen, met hen moeten we coalities suiten.
Dat was dus het uitgangspunt voor mijn resolutie, waarvoor de aanleiding was een ontwerpaanbeveling aan de Raad ingediend door mevrouw Alietta en zestig andere leden van het Europese Parlement betreffende de harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake drugs. Die ontwerpaanbeveling, die onder andere was getekend door dhr Krouchner,de huidige Staatssecretaris voor Volksgezondheid in Frankrijk, is naar onze Commissie gegaan, naar de Commissie Openbare Vrijheden, de Commissie Binnenlandse Zaken en Justitie, waarvan ik voorzitter ben. Die Commissie heeft besloten dat ik het rapport mag opstellen. Dat heb ik dus gedaan. Maar op grond van datgene wat ik u nu net heb verteld, heb ik gezegd dat die harmonisering in heel Europa van bovenaf is opgelegd en dat brengt ons geen goed. Want nogmaals, als politici van bovenaf gaan harmoniseren dan verzeker ik u, dan krijg je het meest restrictieve beleid, dan wordt het allemaal zoals in Zweden. Dat willen politici aan hun burgers vertellen: we zijn tegen drugs en w
e voeren strijd tegen drugs en we willen zorgen dat uw kinderen niet ten prooi vallen aan de drugs. Ik ken al die verhalen wel want helaas ben ik al zo oud dat ik ze al twintig jaar hoor. Ik heb dus de kans gegrepen om te zeggen dat op dit moment harmonisering van bovenaf ons niets brengt.
U mag daarover discussiëren, u mag het oneens met me zijn, maar helaas. Ik zou het graag willen, het zou makkelijk zijn als de Raad van Ministers zou zeggen: "we harmoniseren de hele zaak in heel Europa naar het minst restrictieve, het meest tolerante beleid", maar daar is geen sprake van, als ze gaan harmoniseren -kijk naar het asielbeleid- dan wordt er geharmoniseerd naar het meest restricitieve beleid. Dit is mijn opvatting.
Ik heb dus in mijn resolutie gezegd dat wat we moeten doen inderdaad luisteren is naar de mensen in de praktijk. We moeten het niet harmoniseren op het hoogste niveau, we moeten de ruimte geven aan lokale experimenten, lokale initiatieven, aan diegene die te maken hebben met de praktijk van alledag, daar moeten we ons oor te luister leggen. We moeten dus - en dat staat ook in de resolutie - de harmonisering in de tijd laten groeien maar beginnen op het laagste niveau, daar waar het probleem zich afspeelt. We moeten luisteren en kijken wat men op dat lokale niveau aan experimenten, initiatieven, impulsen opbrengt. We moeten zorgen dat die mensen contact met elkaar krijgen, ervaringen en wetenschappelijke gegevens met elkaar kunnen uitwisselen. Dat is de inzet van die resolutie.
Het tweede punt is dat als je dat zou doen je gauw op zou lopen tegen die VN conventies waar ik u over sprak. Deze vormen als het ware een corset die dergelijke lokale experimenten en vernieuwingen in het drugsbeleid tegenhoudt. Ik zal u een aantal voorbeelden geven van het Nederlandse beleid dat op gespannen voet staat met die VN conventies.
In de eerste plaats ons beleid ten aanzien van softdrugs, marijuana en hasjiesj. U doet alsof dat zoiets bijzonders is, ik kan u zeggen, we hebben onderzoek gedaan en, afgezien van Zweden, wordt nergens meer in de Europese Unie het gebruik van softdrugs vervolgd. Men zegt dat niet, men zegt altijd dat is in Nederland zo, maar dat is bijna overal zo. Men kan er zelfs niet aan beginnen want dan zouden de gevangenissen nog voller zitten en ze zitten nu al voor 70% vol met criminele daden die gerelateerd kunnen worden aan drugs. Nergens in de Unie vervolgt men dus de softdrugsgebruikers, behalve in Zweden. In Nederland kan je het kopen in de zogenaamde koffieshops, dat is uniek en ook heel provocerend, maar denkt u dat wij daarmee het probleem hebben opgelost? Absoluut niet. Het Nederlandse beleid is zeer dubbel want je mag het wel verkopen aan de voordeur maar je mag het niet inkopen aan de achterdeur. Dat is niet geregeld in Nederland. Het kan niet omdat de VN conventie het verbiedt. Dat is dus zeer schijnheil
ig, dat slaat op niets, verkopen aan de voordeur, "verbod" aan de achterdeur. Maar je kunt het niet in kleine hoeveelheden aan gebruikers verkopen als je het niet mag inkopen. Dit is dus de eerste barrière. Een echt normaal en rationeel beleid op het punt van softdrugs is in Nederland niet mogelijk omdat we daarin door de VN conventies worden gebarricadeerd.
Een tweede voorbeeld zijn de heroïne experimenten. Grote steden in Nederland als Amsterdam en Rotterdam hebben gevraagd om grootschalige experimenten met de verstrekking van heroïne aan hopeloos verslaafden. "Nee" zegt de VN "dat mag niet". Wat doen we nu? We starten met de verstrekking van heroïne op medisch voorschrift met een 25 à 50 tal mensen. Dat zet natuurlijk geen zoden aan de dijk. De VN conventie voorkomt dat we dat op een verstandige manier aanpakken. Een stad als Amsterdam weet precies hoe ze het zou moeten doen. Politie, hulpverlening, dokters, psychiaters zijn het erover eens. De VN conventie zegt dat dit niet mag en wat doen we -ook typisch Nederlands- we doen het een beetje.
Een derde voorbeeld hoorde ik vanmorgen op de radio. XTC en andere designed drugs staan in Nederland op een verboden lijst. Nu begint men met de officiële controle van XTC op house parties omdat er de laatste tijd pillen op de markt zijn verschenen die niet zuiver waren. Van overheidswege komt er dus controle van pillen die op de verboden lijst staan. Ik vind het goed. Ik bedoel, alles beter dan jongelui die dood gaan omdat ze de verkeerde stoffen gebruiken. Maar ik zeg u alleen dat een land met een tolerant beleid zoals Nederland aan alle kanten belemmerd en verhinderd wordt om een echt goed beleid te creëren door die conventies.
Daarom ben ik ontzettend blij met de aanbeveling 12 uit het rapport dat ik heb opgesteld en die luidt: "verlangt dat de Raad [de Europese Raad van Ministers] zich tijdens de volgend jaar in juni geplande Algemene Vergadering over drugs inzet voor de herziening van de VN conventies van '61, '71 en '88, in die zin dat de verdragssluitende partijen toestemming krijgen om het gebruik van illegale drugs niet langer strafbaar te stellen, de handel en de productie van cannabis en de daarvan afgeleide producten te reguleren en het medisch voorschrijven van methadon en heroïne toe te staan".
Wonder boven wonder heeft een meerderheid van de Commissie Binnenlandse Zaken en Justitie hiermee ingestemd. Het rapport, de 10 aanbevelingen die ik heb opgeschreven, heeft een meerderheid gekregen in die Commissie. Het komt in januari in de plenaire en ik ben niet optimistisch gestemd over de uitkomst. Hoe komt dat? Dat komt met name door de opstelling van de Labour groep binnen de socialistische fractie, want als we de socialisten en de ARE en de Groenen en alle andere linkse partijen plus een aantal christen-democraten uit zuidelijke landen mee zouden krijgen, dan zou dit stuk zo een meerderheid hebben. Maar de Engelse Labour is groot. In onze [socialistische] fractie zijn er 69 Labour leden, waarvan er misschien 9 van de partijlijn durven af te wijken en waarvan er 60 zich zullen onthouden of tegen zullen stemmen op een dergelijk progressief en liberaal rapport. Waarom? Omdat Tony Blair en zijn regering een absoluut taboe hebben gelegd op iedere discussie over drugs. Ze zullen dit niet lang volhouden, ma
ar wel tot januari, wanneer er over dit rapport in de plenaire moet worden gestemd.
Welnu, heel misschien gebeurt er een wonder en wint het verstand het van het gevoel, wint het verstand het van de religie en van de moraal. Want het is mijn moraal dat de strijd tegen de drugs absoluut als verloren moet worden beschouwd. Het is een verloren strijd. Het moment is aangebroken om die strijd te verwisselen voor een pragmatische aanpak, gebaseerd op gegevens, uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek van experimenten uit de praktijk. Ook al verlies ik het in juni, dan nog moeten we allemaal reclame maken met deze aanbevelingen, want ze zijn echt ongekend.
Tien jaar geleden, toen ik ook al in dit parlement zat en voordat ik minister werd, was het ongekend dat dergelijk rapport het al door een commissie zou halen. Het is dus al een stapje vooruit. En we duimen voor januari. Ik blijf altijd een optimist en ik ben tevreden met kleine stapjes.
Ik wens u veel succes met uw verstandige strijd en we wachten af wat de VN conferentie ons zal brengen. Voor het laagste niveau, voor het niveau van de praktijk zal het namelijk van groot belang zijn wat daar in juni op het hoogste niveau wordt afgesproken.